Het kost steeds meer om je te verplaatsen of naar het werk rijden, zowel voor werknemers als zelfstandigen. De brandstofkosten stijgen immers voortdurend en ondanks de inspanningen van de overheid blijven deze kosten zeer hoog. We moeten toegeven dat dit steeds moeilijker vol te houden is voor een alsmaar groter deel van de (werkende) bevolking.
Wel is het vrij uniek dat je in België als werknemer het recht hebt om je beroepskosten af te trekken van je bruto-inkomsten. De wetgever voorziet hiervoor twee oplossingen: het systeem van het forfait en de werkelijke kosten. Over het algemeen gebruiken de meeste belastingplichtigen de forfaitaire formule, omdat die gemakkelijker toe te passen is. Maar nu de prijzen exploderen, is het misschien tijd om te veranderen en de werkelijke kosten af te trekken.
Hoe werkt het systeem met forfait…
Wat je beroep ook is, het is mogelijk om forfaitaire beroepskosten af te trekken, zelfs al kun je die niet aantonen met bewijzen. Het is de meest gebruikte methode precies omdat ze veel papierwerk vermijdt.
Bij de eindafrekening wordt het forfaitair berekende bedrag afgetrokken van je bruto belastbaar inkomen, waardoor de belasting daalt. De wet legt wel enkele beperkingen op: het forfait mag oplopen tot 30 procent van het inkomen van de werknemer of zelfstandige, met een maximum van 5.040 euro. Voor de vrije beroepen bedraagt het forfait maximaal 4.430 euro, voor bedrijfsleiders 3 procent van het inkomen met een maximum van 2.660 euro.
Advertentie – lees hieronder verder
… en werkelijke kosten?
De andere mogelijkheid is om de aftrek te doen op basis van de werkelijke kosten. Dit is vooral interessant als de beroepskosten hoger – of in dit geval zelfs veel hoger – liggen dan het forfaitaire bedrag. Maar je moet deze kosten natuurlijk wel bewijzen. Voor de werknemer is het wettelijk forfait doorgaans voldoende hoog, maar voor zelfstandigen is dit minder het geval. Zij hebben er waarschijnlijk belang bij om de werkelijke kosten aan te geven. Dan is het wel nodig om woon-werkverplaatsingen te onderscheiden van de andere beroepsverplaatsingen. Voor woon-werkverplaatsingen moet je namelijk rekening houden met een beperking van 0,15 euro/km.
Belastingcontrole onvermijdelijk
Kiezen voor de werkelijke kosten verhoogt uiteraard de kans op een belastingcontrole. En dan moet je de kosten kunnen aantonen met bewijsstukken. Het is dus noodzakelijk om alle tickets en facturen te bewaren en om de aard van de verplaatsingen (voor woon-werkverkeer of andere ritten) duidelijk te onderscheiden. Het is een goed idee om hiervoor een dagregister bij te houden. Uiteraard is dat een beetje vervelend, maar het is zeer overtuigend tegenover de belastingcontroleur, die niets kan betwisten.
In het geval van het forfait hebben de brandstofkosten niet echt een invloed want die kosten zijn al inbegrepen. Voor werknemers is er dus geen speelruimte, want het is onwaarschijnlijk dat de grens van 5.040 euro wordt overschreden.
Voor zelfstandigen ligt dat anders, in die zin dat de werkelijke kosten voor beroepsverplaatsingen (bezoek aan klanten, aan een patiënt als een arts of paramedicus bent, vergaderingen enzovoort) toenemen. Die moeten nog steeds bewezen worden. Het gaat niet alleen om brandstofkosten, maar ook om kosten voor het onderhoud, de afschrijving van de auto, de verzekering, belastingen enzovoort. Er wordt rekening gehouden met de brandstofkosten en die kunnen in de huidige context van dure energie zwaarder doorwegen op de balans en zo leiden tot een hogere aftrek. Voor zelfstandigen is de beste oplossing om snel contact op te nemen met hun accountant of fiscalist en een simulatie uit te voeren.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be
