Chassis 5893 is de zesde Ferrari 250 LM die ooit gebouwd werd en was eind 1964 klaar. Hij kwam in handen van Luigi Chinetti Motors, de Noord-Amerikaanse importeur van het merk, die de auto verkocht aan Irene Young. Mevrouw Young en haar man Walter waren ook eigenaar van de 250 LM chassis 5901. Blijkbaar voldeed de 5893 niet helemaal aan hun wensen, want ze verkochten hem snel terug aan Chinetti. Het is mede door dat toeval dat een toekomstige winnaar van de 24 Uren van Le Mans ontstond.
Verbeterd
Na de terugkeer bij Chinetti werd deze 250 LM meteen gebruikt in competitieverband door zijn Noord-Amerikaanse raceteam, beter bekend als NART. Halverwege de jaren zestig was het een van de slechts vier private raceteams (en misschien wel het grootste) die directe steun kregen van de Ferrari-fabriek. Begin 1965 werd de Ferrari uitgerust met een langere, aerodynamisch efficiëntere neus door Piero Drogo, de favoriete koetswerkbouwer van de fabriek die verschillende prototypes van Ferrari-racewagens had aangepast.
Advertentie – lees hieronder verder
Outsider
In 1965 woedde er felle concurrentie tijdens de 24 Uren van Le Mans. De zege zou naar een van de prototypes van Ford of Ferrari gaan, wat de rivaliteit tussen de twee merken aanwakkerde, treffend getoond in de film Le Mans 66. Ford/Shelby was goed vertegenwoordigd met vijf Daytona coupés, vier GT40’s en twee nieuwe GT40’s met 7.0-motor. Er deden in totaal twaalf Ferrari’s mee aan de race. Ferrari bood weerstand aan de nieuwe GT40 van Ford met de 330 P2 en 365 P2. Er namen ook vijf 250 LM’s deel aan de race, allemaal van nationale teams ondersteund door Ferrari. Chinetti’s NART-team nam deel met deze 250 LM, chassis 5893, nummer 21, bestuurd door Masten Gregory en Jochen Rindt.
Onverwachte overwinning
De race werd voor veel piloten een ramp: in het achtste uur hadden alle GT40’s opgegeven en verschillende Ferrari’s ondergingen hetzelfde lot. Uiteindelijk streden drie 250 LM’s om de overwinning en won de auto van Gregory en Rindt, met vijf rondes voorsprong op een andere 250 LM. De derde plaats ging naar een andere Ferrari, een 275 GTB van het Belgische Francorchamps-team. In februari 1966 werd chassis 5893 door NART ingeschreven als nummer 22 in de eerste 24 Uren van Daytona, waar Bob Bondurant en Jochen Rindt als negende eindigden. Veertien maanden later werd de 250 LM tentoongesteld door Luigi Chinetti Motors en het North American Racing Team op de New York Motor Show van 1967.
Daarna minder geluk
In februari 1968 deed de Ferrari opnieuw mee aan de 24 Uren van Daytona met NART-Harrah Racing. De Ferrari 5893, bestuurd door Masten Gregory en David Piper, kwalificeerde zich als achtste maar kreeg helaas een ongeluk tijdens de race en gaf op na 101 ronden. NART-monteur Wayne Sparling herstelde de schade zorgvuldig voor de auto naar Frankrijk werd verscheept voor de 24 Uren van Le Mans in 1968. De Ferrari 5893 werd opnieuw bestuurd door Gregory, deze keer samen met Charlie Kolb, en droeg het nummer 14 in de race. Het team kwalificeerde zich als 29ste, maar hun race eindigde na 209 ronden door een ongeluk.
Lange carrière
In 1969 schreef NART de 250 LM opnieuw in, deze keer met het nummer 17 en bestuurd door de Amerikaan Sam Posey en de Italiaan Teodoro Zeccoli. De auto was technologisch verouderd, maar eindigde toch nog op een opmerkelijke achtste plaats in het algemene klassement, een duidelijk bewijs van zijn lange levensduur.
Eind januari 1970 gebruikte NART de 250 LM voor zijn laatste optreden, een mooie prestatie tijdens de 24 Uren van Daytona, waar Luigi ‘Coco’ Chinetti Jr. en Gregg Young opnieuw de sterkte van de auto bewezen. Chinetti en Young, die als nummer 21 en de enige 250 LM in het veld reden, kwalificeerden zich als 44ste en maakten een ongelooflijke comeback tijdens de race om als zevende te finishen.
Het was meteen de laatste keer dat een Ferrari 250 LM deelnam aan een race voor het wereldkampioenschap. Zeven jaar na de eerste ontwikkeling kon de 250 LM nog moeilijk op tegen de technologisch meer geavanceerde prototypes met grote cilinderinhoud. Op dat moment ging hij met welverdiend pensioen.
Record in zicht
De auto werd daarna verkocht aan het Indianapolis Motor Speedway Museum. Hij nam deel aan enkele concours d'élégance, maar werd nooit volledig gerestaureerd. Dankzij de uitzonderlijke geschiedenis en de zeer uitgebreide documentatie zal de auto naar schatting meer dan 25 miljoen euro opbrengen, waarmee het nu al een van de duurste autoveilingen van 2025 zou zijn.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be