Dat de energieprijzen geëxplodeerd zijn, is al lang geen nieuws meer. De druk op Belgische gezinnen en bedrijven wordt steeds zwaarder, want velen onder hen hebben moeite om hun rekeningen en voorschotten te betalen, alsook om voldoende centen over te houden om te tanken.
De Belgische overheid heeft gereageerd door maatregelen te nemen teneinde die druk te verlichten. Zo werd de BTW op gas en elektriciteit verlaagd tot 6%, wordt er forfaitaire financiële steun verleend voor stroom en stookolie en binnenkort ook voor gas. Voor wat tankstations betreft, werd geopteerd voor een forfaitaire verlaging van de accijnzen (17,5 cent).
Voor een groot deel van de bevolking zijn deze beslissingen echter ontoereikend. De groep die de Belgische staat ervan beticht ‘slapend rijk’ te worden met hoge heffingen, wordt dan ook alsmaar groter. “Men geeft wat aan de ene kant en neemt het langs de andere kant weer terug”, klinkt het geregeld. “Hogere energie- en brandstofprijzen betekenen meer belastingen om de kas te vullen”. Bovendien is de BTW op brandstoffen, niet te verwarren met accijnzen, gelijk gebleven (21%). Kortom, een liter benzine of diesel zou nu meer opbrengen dan voor de crisis. Maar klopt die stelling ook?
De zaken zijn iets ingewikkelder dan de meeste mensen denken. De prijsvorming van brandstof bestaat immers niet alleen bestaat uit de olieprijs op de markt en de taksen die daarop worden geheven. Men moet ook rekening houden met het tarief dat geldt op het moment dat het goedje de raffinaderij verlaat, alsook met marges en distributiekosten, de Apetra-bijdrage (die zorgt voor een voldoende minimumvoorraad aardolieproducten), de accijnzen en de 21% BTW die voor elk van de net aangehaalde componenten gelden.
Advertentie – lees hieronder verder
Verrassing: de staat verdient… minder
Uit een berekening van La Dernière Heure blijkt dat de staat momenteel in zijn totaliteit 0,86 euro aan belastingen op een liter diesel int: 0,4555 euro aan accijnzen, 0,0161 euro aan Apetra en 0,389 euro aan BTW. Dit bedrag ligt 5 eurocent lager dan een jaar geleden. En ook een liter benzine 98 zou minder opbrengen, namelijk 0,89 euro (0,5092 aan accijnzen, 0,0146 aan Apetra en 0,3711 aan BTW), wat neerkomt op 2 eurocent minder inkomsten dan in december 2021. Kortom: beweren dat de overheid meer dan voorheen aan haar tankende bevolking verdient, is niet correct. Maar laat ons er toch maar meteen bijzeggen dat het belastingaandeel op een liter brandstof in België tot de hoogste ter wereld blijft behoren.
En wat met gas en elektriciteit?
Dat is een ander verhaal, althans als we de berekeningen van de oppositiepartij PVDA mogen geloven. Diens studiedienst heeft de berekeningsmethode van het Rekenhof gebruikt om de impact van de BTW-verlaging op gas en elektriciteit op de inkomsten te meten en constateert dat die maatregel Vadertje Staat er niet armer op maakt, integendeel.
Volgens de PVDA zou de 6% BTW op elektriciteit en gas meer dan een miljard euro opbrengen voor de federale overheid, of ruwweg 90 miljoen euro meer dan in 2020 (toen de BTW 21% bedroeg, maar toen de prijzen van koolwaterstoffen ook een pak lager waren). Deze inkomsten zijn echter minder groot dan in 2021 (1,22 miljard euro), wat kan worden verklaard door de timing van de stijging van de prijzen van fossiele brandstoffen en de handhaving van een BTW-tarief van 21%.
Wat brengt de toekomst?
Dat valt nog te bezien. Volgens onze beleidsmakers zal de 6% BTW tot maart 2023 van kracht blijven, wat dus wil zeggen dat de kans niet onbestaande is dat dit percentage nadien weer zal stijgen. Stel dat er effectief weer wordt overgeschakeld op 21% BTW, dan zullen de inkomsten vanzelfsprekend fors de hoogte ingaan (volgens schattingen tot zo’n 2,3 miljard euro, of toch als de koolwaterstofprijzen dezelfde prijsontwikkeling blijven volgen). Of de bevolking een dergelijke beslissing zal pikken, is natuurlijk de vraag…
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be