Ondanks zijn zeer moderne lijnen kon de Citroën DS uit 1955 tegen het einde van de jaren zestig zijn leeftijd niet meer verbergen. Daarom besloot het merk met de dubbele visgraat een vervanger te laten tekenen door de eigen designafdeling, onder leiding van de beroemde ontwerper Robert Opron.
In 1969 ging het team aan de slag met wat Citroëns laatste volledig autonome project zou worden. Door de financiële problemen nam Peugeot enkele jaren later Citroën over. Op 28 augustus 1974 werd de CX voor het eerst aan het publiek voorgesteld. Hij was eerst ontworpen voor een wankelmotor, maar het werden uiteindelijk twee conventionele verbrandingsmotoren door de oliecrisis in 1973. De CX 2000 werd aangedreven door de 1.985 cc met carburator van de DS 20 (102 pk, 174 km/u) en de CX 2200 door de 2.175 cc met carburator van de DSuper 5 (112 pk, 179 km/u).
Laatste ‘echte’ Citroën?
Net als de DS moest de CX het in het begin van zijn carrière stellen met oude, hergebruikte motoren in een koetswerk dat wel heel modern was. Deze slanke auto (zijn Cx-waarde van 0,39 was knap voor die tijd en gaf hem zijn naam) kreeg een enorm glasoppervlak waardoor het interieur in het licht baadde. Citroën gebruikte avant-gardistische oplossingen zoals een gebogen achterruit die regendruppels afvoert.
Advertentie – lees hieronder verder
Net als bij de DS ligt de nadruk op comfort, met een hydraulische vering, zeer zachte zetels en veel binnenruimte. De technologie van de auto was ook doordacht, met vier onafhankelijke wielen, schijfremmen voor en achter, een dubbel remsysteem en, vanaf 1975, de optionele DIRAVI, een snelheidsgevoelige stuurbekrachtiging met automatische centrering, die al te zien was op de SM.
Onmiddellijk succes
In 1975 werd de CX verkozen tot Auto van het Jaar. De CX vond al snel klanten en het aantal versies steeg. Naast een luxueuze Pallas-afwerking kreeg hij een dieselmotor, een ongebruikelijke mogelijkheid in die tijd. In datzelfde jaar werd de CX Break geïntroduceerd, met een 25 cm langere wielbasis om plaats te bieden aan acht personen. De luxueuzere en langere Prestige-versie, met dezelfde wielbasis als de break, volgde het jaar daarop. In 1977 kreeg de CX elektronische brandstofinspuiting en ontwikkelde hij 128 pk (CX 2400 GTI). In de loop der jaren verschenen er modernere aandrijflijnen en verbeterden de prestaties, hoewel de PSA-groep zich concentreerde op andere projecten zoals de Peugeot 604.
Betere prestaties
De tweede fase van de CX verscheen in juli 1985: hij kreeg kunststof bumpers die meer bij de tijd pasten, gestroomlijnde achteruitkijkspiegels, een moderner dashboard en een betere bescherming tegen corrosie, wat geen overbodige luxe was gezien de kwetsbaarheid van het plaatwerk. De CX 25 GTI Turbo 2 en de CX 25 Prestige Turbo 2 werden uitgerust met een lucht-lucht warmtewisselaar die de prestaties (topsnelheid 223 km/u) en het brandstofverbruik verbeterden. De CX Turbo 2-dieselversie profiteerde ook van deze verbetering en zijn vermogen steeg van 95 naar 120 pk, waardoor het de krachtigste dieselberline van zijn tijd was. In 1989 werd de CX berline vervangen door de XM. De laatste breaks werden in 1991 geproduceerd. In bijna zestien productiejaren verkocht Citroën 1.041.560 exemplaren van de CX en 128.185 breaks.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be