Elk jaar voert de overheid de BOB-campagne om te sensibiliseren rond alcoholgebruik achter het stuur. In 2022 wordt ze zelfs iets vroeger gelanceerd dan gebruikelijk, omdat de wereldbeker voetbal gespeeld wordt tot 16 december.
Deze sensibiliseringsactie is belangrijk, want de verkeersveiligheidscijfers in ons land zijn niet goed. Sterker nog, dit jaar waren er tussen januari en juni al meer dan 3.100 ongevallen met een dronken bestuurder, terwijl volgens cijfers van VIAS tussen januari en juni meer dan 22.700 mensen positief testten achter het stuur. Dat betekent dat er dagelijks meer dan 125 bestuurders betrapt worden op rijden onder invloed. Veel mensen zijn zich dus nog altijd niet bewust van de effecten van alcohol op hun lichaam, gedrag, reflexen en rijvaardigheid. VIAS bekijkt daarom welke mythes waar en niet waar zijn.
Advertentie – lees hieronder verder
1. Een koffie verlaagt het alcoholgehalte.
NIET WAAR: Een koffie verlaagt het alcoholgehalte in je bloed absoluut niet. Integendeel zelfs: koffie heeft de neiging om de effecten op het lichaam te verlengen. Koffie geeft je natuurlijk een kleine dosis energie, maar dat is slechts een tijdelijk rookgordijn, want het heeft geen invloed op het alcoholgehalte.
2. Door te drinken en eten, kun je het alcoholgehalte in het bloed beperken.
WAAR: Het is logisch dat gelijktijdig eten en drinken de opname van alcohol in het bloed vertraagt. Een persoon die niet eet zal dus sneller de alcohollimiet bereiken en ook meer tijd nodig hebben om de alcohol weer af te breken in het lichaam.
3. Een Mon Chéri volstaat om positief te testen.
NIET WAAR: VIAS deed de test om dit tot op de bodem uit te zoeken. Het veiligheidsinstituut stelde vast dat de beperkte hoeveel alcohol van dit bekende chocolademerk niet volstaat om positief te testen. Om positief te testen, zou je zoveel pralines moeten eten dat je al veel eerder een levercrisis krijgt.
4. Een muntje misleidt de alcoholtest.
NIET WAAR: Het is een grote fout om te denken dat snoepjes die de adem verfrissen de alcoholtest kunnen misleiden. Waarom? Simpelweg omdat de alcoholtest niet meet op basis van de adem, maar op basis van de luchtdeeltjes uit de longen. Vandaar dat je hard moet blazen. Muntjes hebben dus geen enkele zin.
5. Het menselijk lichaam elimineert één biertje per uur.
NIET WAAR: Het afbraakproces van alcohol verloopt traag en verschilt naargelang de persoon en het lichaam. Reken gemiddeld op een afbraaksnelheid van 0,15 g/uur, met een variatie tussen 0,08 en 0,22 g/uur afhankelijk van de fysiologie. Kortom, een uur is gemiddeld niet genoeg om de alcohol van één biertje te verwijderen.
6. Een glas bier bevat minder alcohol dan een glas wijn.
NIET WAAR: Nog een mythe: er zit eenzelfde hoeveelheid alcohol in een bierglas van 25 cl als in een glas wijn, aperitief of pousse-café. Het is de hoeveelheid die verandert: doorgaans wordt 10 cl geserveerd in een glas wijn, 7 cl aperitief en 3 cl sterke drank. Als je een glas wijn van 25 cl drinkt, zal het alcoholgehalte natuurlijk hoger liggen. VIAS stelt helaas vast dat consumenten de neiging hebben de dosis te overdrijven en grotere glazen te gebruiken.
7. Een dutje doen, verlaagt het alcoholgehalte.
NIET WAAR: Slapen verandert natuurlijk niets, want het afbraakproces van alcohol blijft hetzelfde. Over het algemeen wordt de alcoholpiek een uur na het drinken bereikt. Dit verklaart waarom veel automobilisten verbaasd zijn dat ze toch positief testen als ze uit bed stappen…
8. Lopen verlaagt het alcoholgehalte.
NIET WAAR: Lichaamsbeweging verlaagt het alcoholgehalte niet. Wat we wel zien, is dat het alcoholgehalte lichtjes kan zakken (met 0,01 of 0,02 g/l) door frisse lucht in de longen te brengen (hyperventilatie). Op de limiet (0,5 g/l) kan dit redding brengen. Maar verwacht niet dat je van 1 g/l naar 0,5 g/l geraakt, dat is zeker een illusie.
9. Ziekte doet het alcoholniveau stijgen.
WAAR: Als je ziek bent, stijgt het alcoholgehalte. Studies tonen aan dat een zieke persoon 0,55 g/l haalt, terwijl een gezonde persoon piekt op 0,5 g/l. De effecten van alcohol treden dus sneller op bij mensen met griep of andere aandoeningen.
10. Mannen kunnen beter tegen alcohol.
WAAR: Mannen zijn beter bestand tegen alcohol dan vrouwen bij gelijke consumptie. Dit valt fysiologisch te verklaren door de grootte en het lichaamsgewicht. Volgens de statistieken zorgt een glas bier voor 0,2 g/l in het bloed bij een man en 0,3 g/l bij een vrouw. Je mag echter niet vergeten dat de ene persoon de andere niet is en dat sommige mannen mogelijk minder goed tegen alcohol kunnen. Je lichaamsbouw speelt in ieder geval een belangrijke rol.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be
