Weet je het nog? Tien jaar geleden kwam aan het licht hoe de Volkswagengroep – en later ook andere autobouwers – knoeide met de uitstoot van dieselwagens. Ingenieurs hadden de software zo aangepast dat voertuigen een labotest herkenden en dan netjes binnen de uitstootnormen bleven. Maar eenmaal op de weg stootten ze veel meer uit dan toegestaan. De gevolgen waren gigantisch: Volkswagen betaalde miljarden aan boetes en schadevergoedingen. Tot op vandaag lopen er nog steeds collectieve rechtszaken.
De Dieselgate-affaire was een pijnlijke wake-upcall en zette Europa ertoe aan om de verouderde testnormen, die teruggingen tot de jaren 70, grondig te herzien. Zo werd de WLTP-norm ingevoerd, samen met een reeks strengere maatregelen. Sinds 2020 zijn EU-lidstaten verplicht om ook de uitstoot te controleren van voertuigen waarvoor ze eerder een typegoedkeuring hebben afgegeven. Concreet betekent dat: auto’s die al rondrijden, moeten worden getest om na te gaan of ze binnen de wettelijke uitstootgrenzen blijven tijdens hun normale levensduur – dat wil zeggen tussen 15.000 kilometer of zes maanden en 100.000 km of vijf jaar. De EU eist dat voertuigen de WLTP-normen minstens 100.000 km lang respecteren.
Laboratorium in Colfontaine
België toont zich verantwoordelijk – of toch zeker Wallonië. Daar wordt het eerste controlelaboratorium op poten gezet door het ISSeP, samen met de afdeling Voertuigregulering en Certificering van het Waalse ministerie van Mobiliteit (SPW MI). De opstart kost 7,5 miljoen euro, grotendeels gefinancierd door het Milieubeschermingsfonds (Fonds de la Protection de l'Environnement). De tests zelf zijn voor rekening van de voertuigfabrikanten. ISSeP wil het lab op termijn rendabel maken, onder meer via samenwerkingen met onderzoeksinstellingen en andere partners in de sector.
Advertentie – lees hieronder verder
Het SPW MI bepaalt welke voertuigen getest worden, terwijl ISSeP instaat voor de uitvoering. De focus ligt op lichte voertuigen onder de 3,5 ton. In de praktijk worden wagens die al op de weg rijden volgens een vast schema opgevraagd en gedurende twee à drie weken getest. Om het voor iedereen praktisch te houden, worden die wagens niet bij particuliere eigenaars weggehaald, maar bij leasemaatschappijen. Zo ondervinden automobilisten er geen hinder van.
Welke tests?
Wat controleert het nieuwe laboratorium precies? Simpel gezegd: of een voertuig aan de WLTP-normen voldoet. Dat gebeurt op een rollenbank, maar ook via het RDE-protocol (Real Driving Emissions), waarbij de auto in reële verkeersomstandigheden wordt getest. Daarnaast meet het lab in Colfontaine de uitstoot van schadelijke stoffen zoals CO, CO₂, NOx, THC, CH₄ en fijnstof (PN23), en bepaalt het de massa van de deeltjes die tijdens een volledige rijcyclus uitgestoten worden.
Het roept vragen op waarom Wallonië voorlopig als enige regio in dit soort testapparatuur investeert. Nochtans is het duidelijk dat controle op voertuiguitstoot rechtstreeks bijdraagt aan de bescherming van de volksgezondheid. Zelfs al komt het WLTP-protocol dichter bij de realiteit dan vroeger, blijft het verschil tussen de werkelijke uitstoot en de officiële cijfers vaak opvallend groot.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be