Het Belgisch model van de bedrijfswagen is uniek in de wereld. Dit voordeel voor de werknemer is ook zeer interessant voor bedrijfsleiders die profiteren van zeer gunstige fiscale voorwaarden, waardoor ze zich kunnen onderscheiden in het kader van een salarispakket. Vandaag heeft naar schatting 25% van de werknemers een bedrijfswagen. Concreet betekent dit dat zij voor een vrij bescheiden bedrag (voordeel in natura) over een auto beschikken, alle kosten vergoed. Dit is uiteraard geen klein bedrag.
Dit model krijgt echter steeds meer kritiek. Zowel door diegenen die er geen hebben en voor hun eigen auto moeten betalen, als door een deel politici die van mening zijn dat de auto van de zaak uit het oogpunt van duurzaamheid niet verdedigbaar is omdat de gebruikers ervan het aantal afgelegde kilometers niet tellen. Verdedigers van de salariswagen zullen aanvoeren dat dit bijdraagt tot de vergroening van het wagenpark.
Alternatieve oplossing
In deze context, en om andere vormen van mobiliteit die als milieuvriendelijker worden beschouwd onder de aandacht te brengen, heeft de regering enige tijd geleden het principe van het mobiliteitsbudget ingevoerd, dat andere alternatieven biedt aan wie over een bedrijfswagen beschikt.
Advertentie – lees hieronder verder
Concreet kan het bedrijf betalen voor het inruilen van de bedrijfswagen voor een milieuvriendelijker exemplaar (eerste pijler), een bus- of treinabonnement, de aankoop van een fiets (tweede pijler), of deelname in de betaling van een deel van de huisvesting of zelfs een financiële compensatie – met cash – voor het weghalen van de auto (derde pijler). Bart Hollebekkers (SD Worx) lichtte aan HLN de financiële gevolgen toe van de keuze voor een mobiliteitsbudget.
Wisselen, maar naar welke optie?
De eerste oplossing is je bedrijfswagen inruilen voor een milieuvriendelijker model. In principe ruil je je SUV in voor een auto die ofwel elektrisch is, ofwel een lagere uitstoot heeft en dus voldoet aan bepaalde CO2-emissiecriteria (koolstofdioxide-uitstoot onder de 95 g/km). Echter, niet alle auto’s voldoen aan deze eisen.
In sommige gevallen is het mobiliteitsbudget te klein om de gekozen auto en de bijbehorende kosten volledig te financieren en zal de werknemer het verschil moeten opleggen, tenzij de werkgever dit verschil beschouwt als een loonvoordeel voor de betreffende auto. In dat laatste geval zal de werknemer over dit voordeel sociale premies en belastingen moeten betalen.
Zachte mobiliteit en huisvesting
De tweede pijler betreft de zachte mobiliteitshulpmiddelen maar ook de bijdrage in de huisvestingskosten (indien de betrokken woning zich binnen een straal van 10 km van de werkplek bevindt). Voor mobiliteitshulpmiddelen (aankoop, huur, leasing, financiering, onderhoud en opslag) dekt het mobiliteitsbudget ook beschermende accessoires.
Voor al deze zaken zijn geen sociale bijdragen of belastingen verschuldigd, wat altijd een voordeel is. Voor het openbaar vervoer dekt het mobiliteitsbudget de reisbiljetten van de werknemer, maar ook die van het gezin dat onder hetzelfde dak woont. Let op: als de werkgever gemeenschappelijke auto’s ter beschikking stelt, moeten ook die van het budget worden afgetrokken.
Tenslotte voorziet de tweede pijler ook in een bijdrage in de kosten van huisvesting, op voorwaarde dat deze zich binnen een straal van 10 km van de werkplek bevindt. Dit betekent dat de huur of rente en de aflossing van het hypotheekkapitaal in mindering worden gebracht. Dit geldt ook voor mensen die tot 50% van de tijd thuis werken. Het is duidelijk dat in deze tijden van duur vastgoed dit zeker een troef is die niet over het hoofd mag worden gezien.
Cash
Mensen die niet geïnteresseerd zijn in een van de bovenstaande formules, kunnen nog steeds hun mobiliteitsbudget terugkrijgen in contanten, eenmaal per jaar. Deze enveloppe is echter onderworpen aan een bijzondere sociale bijdrage van 38,07%, maar is belastingvrij. De belasting bedraagt dus 38,07% van het bedrag. Het voordeel is dat zodra de bijdrage is betaald, het resterende bedrag wordt opgenomen in de berekeningsgrondslag voor ziektekostenverzekering, werkloosheid en pensioen. Ook dit is een voordeel dat niet over het hoofd mag worden gezien.
Op 1 maart 2023 is een nieuwe regel in werking getreden: de herziening van de belastingheffing rond het mobiliteitsbudget en de kilometervergoeding. Voorheen betaalden werkgevers en werknemers twee keer. Maar de wetgeving is veranderd en werkgevers kunnen nu reiskosten aftrekken van het mobiliteitsbudget.
Zakelijke reiskosten zijn niet meer volledig aftrekbaar als ze niet worden afgetrokken van de inkomstenbelasting. Dit vormt uiteraard een probleem voor de werknemer die deze kosten belastingvrij wil terugvragen. Dit geldt echter alleen voor werknemers die veel reizen en dan waarschijnlijk al een auto van de zaak hebben.
Elk geval moet dus zorgvuldig worden onderzocht. Overigens kan geen enkele werkgever een mobiliteitsbudget opleggen. Het is een voorstel dat de werknemer kan aanvaarden of weigeren. Het is aan de werknemer. Momenteel blijft de goedkeuring van het mobiliteitsbudget vertrouwelijk. Naar schatting heeft slechts 1 op de 80 werknemers met een bedrijfswagen voor het mobiliteitsbudget gekozen. Werkgevers in Brussel bieden dit voordeel het vaakst aan (2,46%), vóór de Vlamingen (0,58%) en de Walen (0,87%).
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be